Organen en weefsels

Organen

De alvleesklier is een orgaan dat zich retroperitoneaal in de buikholte, gedeeltelijk achter de maag en de twaalfvingerige darm bevindt. De alvleesklier komt eveneens achterlangs in contact met de linker nier en bijnier. De alvleesklier ligt diep naar achteren verscholen in de bovenbuik, achter de maag en het achterste buikvlies en vóór de wervelkolom. Deze klier is dan ook moeilijk toegankelijk voor medisch onderzoek. Bij de volwassene is de alvleesklier 12 tot 15 cm lang en weegt 70 tot 100 gram. De alvleesklier bestaat uit een caput (hoofd), een corpus (lichaam) en een cauda (staart) en is een gemengde klier met endocriene en exocriene functie. Embryonaal ontwikkelt de alvleesklier zich uit één of meer uitstulpingen van de twaalfvingerige darm. Deze vertakken zich tot een gangenstelsel met aan het eind de cellen die het alvleessap produceren, dat door de gangetjes de darm kan bereiken. Daarnaast ontstaan in de alvleesklier ook klompjes cellen, de eilandjes van Langerhans, die hun producten (hormonen nodig voor de koolhydraatstofwisseling) niet lozen op het gangenstelsel, maar rechtstreeks afgeven aan het bloed. De secretiefunctie van dit orgaan is dubbel, namelijk: hij vormt een klier met uitwendige afscheiding ten behoeve van de spijsvertering, en een klier met inwendige afscheiding ten behoeve van de koolhydraatstofwisseling.

Het hart is een holle spier die door zich samen te trekken bloed door het lichaam pompt. Het hart is asymmetrisch van vorm en ligt in de thoraxholte nagenoeg midden achter het borstbeen, in het mediastinum (de ruimte tussen de twee longen). Pijn aan het hart wordt bijna altijd ook midden op het borstbeen gevoeld. Het hart ligt meer aan de linkerkant dan aan de rechterkant van het borstbeen. Het steekt slechts ongeveer 2 cm uit aan de rechterkant. In de linkerlong daarentegen zorgt het hart voor een diepe indeuking. Het hart kan voorgesteld worden als een kegel. De top van de kegel wordt de apex genoemd, het grondvlak de basis. De apex ligt meer caudaal (naar onderen toe), ventraal (naar voren toe) en links dan de basis die meer cervicaal (naar boven toe), dorsaal (naar achteren toe) en rechts gelegen is. De as van de kegel verloopt dus schuin in de thorax (borst). Het hart grenst aan het middenrif met de facies diaphragmaticus. Een tweede zijvlak van het hart grenst aan het borstbeen (sternum) en een aantal ribben. Dit is de facies sternocostalis. Zoals eerder vermeld grenst het hart ook aan de linkerlong met de facies pulmonalis. Deze facies pulmonalis wordt soms ook gezien als een overgang van de twee andere vlakken (een heel onscherpe overgang), daarom ook wel margo obtusus genoemd. De overgang tussen de facies sternocostalis en de facies diaphragmaticus aan de andere kant wordt de margo acutus genoemd. Deze overgang is wel scherp.

De lever is een belangrijk en veelzijdig orgaan bij gewervelde dieren en dus ook bij de mens. Ze speelt een belangrijke rol in het metabolisme. In het menselijke lichaam is ze beveiligd door de onderste ribben van de borstkas, rechtsboven in de buikholte. Met een massa van anderhalve kilogram en 20% van het zuurstofverbruik is de lever het meest actieve, na de huid het zwaarste en na de hersenen ook het meest veelzijdige orgaan.

Longen zijn gepaarde ademhalingsorganen van gewervelde dieren. In de longen vindt gaswisseling plaats tussen lucht en bloed ten behoeve van het metabolisme. De longen van zoogdieren zijn geen 'holle' ruimtes die gevuld worden met lucht, maar hebben een sponsachtige structuur zodat het oppervlak waar gasuitwisseling mogelijk is veel groter wordt. Door te ademen kan gaswisseling plaatsvinden: zuurstof diffundeert dan het bloed in en koolstofdioxide eruit. Er is zuurstof nodig voor de verbranding van voedsel, waarbij energie vrijkomt voor een groot aantal processen. Voorts wordt met de ademhaling koolzuur verwijderd, dat wordt geproduceerd bij de verbranding van voedingsstoffen. De concentratie van koolzuur in het bloed wordt geregeld door het ademcentrum in de hersenen.

De dunne darm, is een onderdeel van het menselijk spijsverteringsstelsel dat tussen de maag en de dikke darm ligt. De dunne darm is het langste deel van het spijsverteringsstelsel.De dunne darm is voortdurend in beweging om de inhoud heen en weer te persen en zo voedsel fijn te maken. Dit gebeurt met behulp van de lengte- en kringspieren die zich in de wand van de dunne darm bevinden. Via grote hoeveelheden bloedvaatjes gaan bruikbare voedingsstoffen het bloed in. De dunne darm is zo'n 5 tot 6 meter lang en haalt de belangrijkste voedingsstoffen uit het eten.

 

Weefsels

Het hoornvlies of de cornea is het doorzichtige deel van de buitenkant van het oog waar het licht door naar binnen valt. Het is opgebouwd uit stromacellen, aan de binnenkant bekleed met endotheelcellen en aan de buitenkant met plaveisel epitheelcellen. Deze drie basale lagen worden van elkaar gescheiden door drie hulplagen, de membraan van Bowman, de membraan van Descemet en de pas in 2013 ontdekte membraan van Dua.Al deze structuren zijn doorzichtig. Het epitheel bestaat uit slechts ongeveer vijf cellagen. De laag van Bowman is elastisch en bevat veel vezels. De collageenlaag is de dikste laag. Deze laag beschermt het oog tegen infecties. Ook de membraan van Descemet is zeer elastisch. Het endotheel ten slotte is slechts een cel dik. Het houdt het hoornvlies doorzichtig en zorgt voor het watertransport van het oog naar het hoornvlies. Deze laag is zeer kwetsbaar. Bij beschadiging van het endotheel kunnen cellen niet vervangen worden. Dat kan ernstige ziektes veroorzaken. In het hoornvlies bevinden zich normaal gesproken geen bloedvaten. De zuurstofvoorziening van dit weefsel vindt plaats door gaswisseling met de atmosfeer. Bij het dragen van verkeerde contactlenzen, of door het te lang dragen van goede contactlenzen kan de zuurstofvoorziening in gevaar komen.

De huid beschouwd als het grootste orgaan bij de mens, omdat de gehele huid meer weegt dan elk van de andere interne organen. Bovendien bevat de huid, net als interne organen, verschillende gespecialiseerde cellen die samen een functie vervullen. Het is bovendien het enige orgaan dat zonder verdere ingrepen of hulpmiddelen van buitenaf bekeken kan worden. Waarnemen van de huid levert soms belangrijke informatie op over het al of niet goed functioneren van het lichaam als geheel. De huid bestaat uit een aantal verschillende lagen die in drie globale lagen kunnen worden ingedeeld. Het meest oppervlakking ligt de epidermis, de opperhuid. Daaronder ligt de dermis, de lederhuid. De dermis en epidermis worden samen de cutis genoemd. Onder de cutis ligt de subcutis, oftewel de bindweefsellaag.

In het hart zitten verschillende hartkleppen, die de bloedstroom tussen de hartboezems en de hartkamers, en tussen de hartkamers en de slagaders kunnen afsluiten. De functie van de kleppen is het voorkomen van het terugstromen van het bloed. De kleppen bestaan uit materiaal van het endocard, de eerste laag van de hartwand. De geluiden die het hart produceert, stammen van de hartkleppen. Van bovenaf zien hartkleppen eruit als een cirkel die door drie is gedeeld, behalve de mitralisklep, die in tweeen gedeeld is. Er loopt een spier door de kamers die van boven vastzit aan de hartkleppen, en van onderen aan de wand van de hartkamer. Als deze spier samentrekt, trekt die de klepjes open. Ontspannen de spieren, dan gaan ze weer dicht. De spiertjes, waar hier sprake van is, (zogenaamde papillairspieren) trekken samen tegelijk met de rest van de linker hartkamer; hierdoor wordt voorkomen dat de kleppen in de richting van de boezems "doorslaan" en worden ze dus dicht gehouden. Het openen van de kleppen gebeurt tijdens ontspanning van de hartkamers waarbij de papillairspieren ook ontspannen zijn en de kleppen uiteindelijk openen als de druk in de kamers lager wordt dan in de boezems.

Botweefsel is een gespecialiseerde vorm van bindweefsel. Het is drukbestendig en kan grote trekkrachten weerstaan. Het is opgebouwd uit collagene fibrillen (30%), kalkzouten (60%), die voor de verharding van het matrix zorgen en water (10%). In het botweefsel komen een aantal soorten cellen voor: osteoblasten, osteocyten en osteoclasten. Het harde, verkalkte deel van het bot bestaat uit botmatrix. Ondanks de hardheid is het botweefsel (ook in volwassen toestand) sterk dynamisch. Onder invloed van druk en trekkrachten wordt het bot voortdurend geremodelleerd, door opbouw en afbraak van het botweefsel. Na een botbreuk weet het zich effectief te herstellen en tijdens de groei van het lichaam ondergaan de botten grote veranderingen in vorm.

Een pees of zeen is een verbinding tussen een spier en een bot, waarmee de spieractiviteit op het bot wordt overgedragen. Een pees is een vaste en witglanzende structuur, die rond (als een koord of een kabel) of vlak (als een veiligheidsgordel) kan zijn. Een pees kan worden omhuld door een peesschede op plaatsen waar de pees aan extreem grote wrijvingskrachten blootgesteld wordt. De pees zit verankerd aan het bot door vezels van Sharpey.

Een bloedvat, soms foutief ader genoemd, maakt deel uit van de bloedsomloop. Mensen en andere zoogdieren, maar ook bijvoorbeeld vissen en vogels, hebben verschillende soorten bloedvaten, te weten:

• Slagaders of arteriën - Kleine arteriën of arteriolen - Dit zijn kleine bloedvaatjes met kringspiertjes in de wand die kunnen samentrekken of ontspannen. Op deze manier zorgen ze voor het vernauwen of verwijden van het lumen van deze bloedvaten en regelen zo de hoeveelheid bloedaanvoer in de weefsels.

• Haarvaten of capillairen - Dit zijn zeer dunne bloedvaten die tot diep in het weefsel doordringen. Ze sluiten aan op de arteriolen. Enkel in de haarvaten vindt de uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen plaats.

• Kleine aders of venulen.

• Aders, ook wel venen genoemd (lat. vena, mv. venae) - Deze brede bloedvaten met slappe wanden zorgen voor de terugvoer van het bloed vanuit de organen richting hart. Het bloed wordt hier niet meer pulsatiel vooruitgestuwd door het hart, maar stroomt aan een gelijkmatiger tempo naar het hart. De aders hebben terugslagkleppen die verhinderen dat het bloed de verkeerde kant op stroomt. De aders, behalve de longaders en navelstrengader (v. umbilicalis), transporteren zuurstofarm bloed.

• Poortaders - Dit zijn bloedvaten die twee organen onderling verbinden en niet rechtstreeks in verbinding staan met het hart. In het menselijk lichaam bevinden zich twee poortaders.

Vena porta hepatis: van het darmkanaal rechtstreeks naar de lever, waar het bloed opnieuw een haarvatenstelsel instroomt. In de lever worden voedingsstoffen en afvalstoffen, opgenomen uit het spijsverteringskanaal, uit het bloed gehaald. Het suikergehalte in deze poortader varieert zeer sterk door opname ervan uit de darm.

Hypofysepoortader: De andere poortader bevindt zich in het hoofd en zorgt voor het rechtstreeks transport van bepaalde hormonen tussen de hersenen en de hypofyse.